Informatie
Op deze pagina vindt u momenteel uitleg over wat nodig is om vergunningen voor een evenement aan te vragen, evenals de standaardformulieren die hiervoor gebruikt kunnen worden. Bij de aanstaande herziening van de website zal deze pagina verrijkt worden met meer informatie en functionaliteiten. Hier vindt u ook de contactgegevens van alle afdelingen korpscheftaken en de contactinformatie van alle Nederlandse gemeenten.
Aanvraagformulieren evenementen
Inleiding
De Europese en Nederlandse wapenwetgeving is op dit moment volop in beweging. Wie gezien terroristische aanslagen en gebeurtenissen zoals in Alphen a/d Rijn een solide en duidelijk systeem van wapenwetgeving verwacht dat door de overheid eenduidig en duidelijk wordt uitgevoerd komt bedrogen uit. De wapenwetgeving is een lappendeken, niet altijd duidelijk en lagere overheden zijn er nauwelijks bekend mee hoe zij de wet correct moeten uitvoeren. Re-enactors op hun beurt weten het ook niet precies en maken fouten bij het aanvragen van de benodigde papieren. Dit vormt voor reenactors en organisatoren van re-enactmentevenementen (waaronder Nederlandse gemeenten) een probleem doordat voor hen onduidelijk is waar ze aan toe zijn. Daarom is er vanuit het Landelijk Platform Levende
Geschiedenis (LPLG) het verzoek gekomen om een duidelijke en toegankelijke handleiding voor re-enactors, organisatoren en overheden
Voordat wij op de wapenwetgeving zelf ingaan moeten wij eerst vier algemene zaken bespreken.
Allereerst treft u in deze handleiding geen teksten van artikelen uit de Nederlandse of Europese wet aan.
Ten tweede is het van het grootste belang dat alle betrokken partijen aan termijnbewaking doen en voorkomen dat er fouten worden gemaakt.
De redelijke termijn voor de behandeling van een aanvraag met behulp van deze standaardformulieren is acht weken (zie artikel 4:13 Algemene Wet Bestuursrecht).
Uit de praktijk blijkt dat deze termijn regelmatig wordt overschreden waardoor eventuele fouten in vergunningen niet meer op tijd kunnen worden hersteld of dat slechts een deel van de vergunningen is verstrekt.
Fouten hebben grote gevolgen voor deelnemers doordat zij daardoor mogelijkerwijs de wapenwet overtreden waarvoor zij strafrechtelijk vervolgd kunnen worden.
Termijnbewaking betekent dat de aanvrager na zes weken de burgemeester of de korpschef informeert dat hij nog twee weken heeft om te beslissen. Na het verstrijken van de redelijke termijn moet direct actie worden ondernomen door de aanvrager.
Dit kan door het sturen van een herinnering, ingebrekestelling, e.d.
Ten derde moeten alle betrokken partijen de juiste terminologie gebruiken.
De juiste termen zijn in deze handleiding en in de standaardformulieren vet gedrukt.
Deze termen hebben binnen de wapenwetgeving hun eigen werking met bijbehorende implicaties.
Praktijkvoorbeeld: een politieagent die in een toestemming dragen bedoelt maar voorhanden hebben schrijft maakt het verschil tussen een geslaagd evenement of vier jaar celstraf!
Als vierde punt wijzen wij erop dat er voor een re-enactmentuitvoering een evenementenvergunning benodigd kan zijn van de gemeente waar deze wordt gehouden.
wij schrijven nadrukkelijk kan omdat het per gemeente verschilt voor welk evenement, bijvoorbeeld van welke grootte, er een evenementenvergunning nodig is of bijvoorbeeld kan worden volstaan met een melding.
U dient dit zelf op te zoeken in de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente waar u de re-enactmentuitvoering wil houden.
Wij adviseren om de procedures voor het aanvragen van het dragen van wapens en de evenementenvergunning gescheiden te houden.
Zorg er in ieder geval voor dat de voor re-enactors belangrijke bepalingen over wapens niet in een evenementenvergunning ‘verstopt’ zitten.
Deel 1a: de wapenwetgeving.
De wapenwetgeving in Nederland wordt op dit moment gevormd door:
- Wet wapens en munitie. (WWM).
- Regeling wapens en munitie (RWM).
- Circulaire wapens en munitie 2019 (CWM).
EU verordening 2015/2403, ingegaan op 8 april 2016. Deze verordening geldt als wet in alle EU staten en dient in zijn geheel door de lidstaten te worden uitgevoerd.
De CWM verdeeld wapens in vier categorieën. Hierbij geef ik gelijk aan welke mogelijkheden er zijn voor het voorhanden hebben van wapens in deze categorie.
- Categorie I: Ongewenste niet-vuurwapens zoals stiletto’s, valmessen, werpsterren of werppennen, vlindermessen, boksbeugels, katapulten, pijlen en nepwapens. sommige messen die niet door metaaldetectoren kunnen worden herkend vallen onder deze categorie.
De WWM bepaalt dat onder deze categorie ook vallen: “door Onze Minister aangewezen voorwerpen die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen gelijken, dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn”. De RWM preciseert dit als: “voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens of met voor ontploffing bestemde voorwerpen, met uitzondering van speelgoedvoorwerpen als bedoeld in de Richtlijn 2009/48/EG”.
Dragen, voorhanden hebben en vervoer van categorie I is verboden.
- Categorie II: Militaire (vuur)wapens, zoals automatische vuurwapens en handgranaten en mijnen. Ook voorwerpen met giftige, verstikkende, weerloosmakende en traanverwekkende stoffen zoals traangas en pepperspray, vallen binnen deze categorie.
Voorhanden hebben en vervoer is toegestaan met een ontheffing van de minister van justitie.
- Categorie III: Pistolen, revolvers, geweren, alarm- en start pistolen/revolvers, werpmessen en toestellen voor beroepsdoeleinden die geschikt zijn om projectielen af te schieten.
Artikel 2 lid 1 WWM stelt dat pistolen, revolvers en geweren vuurwapens zijn.
Voorhanden hebben en vervoer is toegestaan met een verlof van de korpschef.
- Categorie IV: Blanke wapens (messen), zwaarden, degens, sabels, bajonetten, wapenstokken, lucht-, gas- en veerdrukwapens, harpoenen en kruisbogen. Ook voorwerpen die op zich niet als wapen bedoeld zijn, maar wel op die manier gebruikt kunnen worden (bijvoorbeeld een honkbalknuppel tijdens voetbalrellen of een keukenmes tijdens een gevecht) vallen onder bepaalde omstandigheden binnen deze categorie.
De WWM geeft daarnaast aan dat onder deze categorie ook vallen: “Voorwerpen waarvan, gelet op hun aard of de omstandigheden waaronder zij worden aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij zijn bestemd om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen en die niet onder een van de andere categorieën vallen”
Voorhanden hebben en vervoer is toegestaan aan iedereen die 18 jaar of ouder is.
De WWM, RWM en CWM definiëren onder andere de volgende begrippen:
- Dragen: het op de openbare weg of andere voor het publiek toegankelijke plaatsen bij zich hebben van een wapen anders dan voor vervoer.
- Vervoer: het op de openbare weg of andere voor het publiek toegankelijke plaatsen bij zich hebben van een wapen dat zodanig is verpakt, dat het niet voor onmiddellijk gebruik kan worden aangewend; vervoer van munitie: het op de openbare weg of andere voor het publiek toegankelijke plaatsen bij zich hebben van munitie.
- Verlof: een vergunning voor een bepaalde handeling. [Vergunning voor een handeling die verboden is, bijvoorbeeld: verlof voor het voorhanden hebben van een wapen van categorie III]
- Voorhanden hebben: in het bezit zijn van.
- Ontheffing: een individuele uitzondering op een wettelijk verbod.
- Vuurwapen: een voorwerp bestemd of geschikt om projectielen of stoffen door een loop af te schieten, waarvan de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of een andere scheikundige reactie.
- Blank firing wapen: wapen dat voor het schieten met scherpe munitie duurzaam ongeschikt is gemaakt.
- Zwartkruitvuurwapens: vuurwapen uitsluitend geschikt voor het vuren met zwartkruit.
Losse flodders: munitie behorend bij blank firing wapens (zie verder uitleg in 1b).
Deel 1b: hoe & wat over het dragen van wapens door re-enactors.
De re-enactor heeft te maken met vier soorten wapens die als volgt kunnen worden gedefinieerd:
- Categorie IV wapens.
Voorhanden hebben toegestaan personen van 18 jaar of ouder.
- Vuurwapens die voor gebruik als zodanig ongeschikt zijn gemaakt. Het gaat hier onder andere om enkelschots of meerschots grendelgeweren (categorie III) die voor gebruik als zodanig ongeschikt zijn gemaakt en melding is gedaan van het bezit er van aan de korpschef.
Deze wapens worden omschreven in artikel 18 lid 1 sub a en artikel 18 lid 3 RWM en/of EU verordening 2015/2403.
Voorhanden hebben toegestaan aan eenieder indien het wapen voldoet aan de eisen omschreven in artikel 18 lid 1 sub a en artikel 18 lid 3 RWM en/of EU verordening 2015/2403.
- Vuurwapens die het karakter dragen van oudheden. Deze wapens worden omschreven in artikel 18 lid 1 sub b t/m sub e RWM.
Voorhanden hebben toegestaan aan eenieder indien het wapen voldoet aan de eisen omschreven in artikel 18 lid 1 sub b t/m sub e RWM.
- Blank firing vuurwapens of replica zwartkruitvuurwapens. Wapens van categorie II en III die voor het schieten met scherpe munitie duurzaam ongeschikt zijn gemaakt of een replica van een zwarkruitvuurwapen.
Deze wapens worden beschreven in hoofdstuk 4.1 CWM.
Voorhanden hebben toegestaan aan houders van een daartoe strekkend verlof en/of ontheffing.
1.1 Dragen van categorie IV wapens.
Voor het dragen van categorie IV wapens is conform artikel 31 RWM alleen een schriftelijke verklaring van geen bedenkingen nodig van de burgemeester van de gemeente waar het evenement plaatsvindt.
Gelet op artikel 31 lid 2 sub a RWM moeten personen die wapens wensen te dragen volgens de wet bevoegd zijn deze wapens voorhanden te hebben.
Uit artikel 26 lid 5 WWM volgt dat personen van 18 jaar en en ouder altijd bevoegd zijn wapens van categorie IV voorhanden te hebben.
In de verklaring verklaart de burgemeester geen bedenkingen te hebben tegen het dragen van wapens die in deze verklaring worden omgeschreven.
In de praktijk is het daarom raadzaam dat de re-enactor bij de gemeente een lijst aanlevert met een omschrijving van de wapens die hij wenst te dragen.
De burgemeester kan deze lijst dan overnemen in zijn schriftelijke verklaring van geen bedenkingen.
1.2 Dragen van vuurwapens die voor gebruik als zodanig ongeschikt zijn gemaakt art 18 RWM.
Voor het dragen van vuurwapens die voor gebruik als zodanig ongeschikt zijn gemaakt van van bezit melding is gedaan bij de korpschef geldt op grond van artikel 31 RWM exact dezelfde procedure als voor de categorie IV wapens.
De vrijstelling van artikel 18 RWM en/of EU verordening 2015/2403 is een vrijstelling voor eenieder van het verbod (artikel 26 lid 1 WWM) tot het voorhanden hebben van categorie II en III wapens.
Wapens die aan deze vrijstelling voldoen worden rechtmatig voorhanden gehouden.
LET OP: alleen vuurwapens die voor gebruik als zodanig ongeschikt zijn gemaakt van categorie III voldoen aan de voorwaarde van artikel 31 lid 2 sub a RWM voor het verstrekken van een schriftelijke verklaring van geen bedenkingen.
In een aanvraag bij de gemeente voor de schriftelijke verklaring van geen bedenkingen kunnen deze wapens samen worden genomen met de categorie IV wapens.
Wapens van categorie II die op grond van EU verordening 2015/2403 voorhanden worden gehouden voldoen niet aan de voorwaarden van artikel 31 RWM.
Dit artikel geeft namelijk alleen ruimte voor categorie III en IV, niet voor categorie II. Deze categorie II is hiermee grijs gebied: noch de politie (die alleen over de wapens op verlof gaat), noch de burgemeester (die beperkt is tot categorie III en IV) kan toestemming tot dragen verlenen.
Maar anderzijds lijkt door de CWM paragraaf 4.1.3. de bevoegdheid van de burgemeester wel opgerekt tot categorie II en bestaat er ook de mogelijkheid van het draagverlof.
Kortom: dit is nog grijs gebied en op dit moment punt van onderzoek. De re-enactor wordt geadviseerd de berichtgeving van het LPLG hierover in de gaten te houden.
Wederom is het raadzaam dat de re-enactor bij zijn aanvraag een lijst aanlevert met een omschrijving van de wapens die hij wenst te dragen. Door een wijziging van de RWM in 2001 en de EU verordening 2015/2403 die op 8 april 2016 in werking is getreden geldt dat er maar liefst vier subsoorten van dergelijke wapens kunnen zijn.[1] Deze vier subsoorten zijn:
- Vuurwapens duurzaam ongeschikt gemaakt vóór 1 december 2001 dienen te voldoen aan de specificaties van de oude bijlage II RWM en hebben geen verplicht certificaat.
- Vuurwapens duurzaam ongeschikt gemaakt in de periode 1 december 2001 t/m 7 april 2016 dienen te voldoen aan de specificaties van de oude bijlage II RWM en hebben verplicht een certificaat van een Nederlandse erkenninghouder (wapenhandel).
- Vuurwapens duurzaam ongeschikt gemaakt op of na 8 april 2016 dienen te voldoen aan EU verordening 2015/2403, moeten voldoen aan de technische specificaties van bijlage I bij de verordening en zijn voorzien van het EU certificaat en stempels op het wapen.
- Alle vuurwapens die duurzaam ongeschikt zijn gemaakt dienen aan de EU verordening 2015/2403 te voldoen indien zij:
- ze op de markt worden gebracht.
- een landsgrens binnen de EU overschrijden.
[1] Dit onderscheid in vier subsoorten is in september 2016 door het ministerie van justitie bevestigt.
1.3 Dragen van vuurwapens die het karakter dragen van oudheden.
Voor het dragen van vuurwapens die het karakter dragen van oudheden geldt op grond van artikel 31 RWM exact dezelfde procedure als voor de categorie IV wapens. De vrijstelling van artikel 18 RWM is een vrijstelling voor eenieder van het verbod (zie artikel 26 lid 1 WWM) tot het voorhanden hebben van deze wapens.
Vuurwapens die het karakter dragen van oudheden kunnen onder de werking van EU verordening 2015/2403 vallen indien zij:
- ze op de markt worden gebracht.
- een landsgrens binnen de EU overschrijden.
Indien zulks het geval is dan zijn dit geen wapens die zijn te typeren als vuurwapens die het karakter dragen van oudheden.
1.4. Dragen van blank firing wapens of replica zwartkruitvuurwapens
Voor het dragen van blank firing wapens of replica zwarkruitvuurwapens die voldoen aan de beschrijving in paragraaf 4.1 CWM moeten conform paragraaf 4.1.3 CWM de burgemeester en de korpschef schriftelijk toestemming hebben verleend voor de re-enactmentuitvoering. U heeft dus twee toestemmingen nodig! Ontbreekt in dit geval een van beiden, dan kunt u geen wapens dragen zoals hier in 1.4. besproken.
Voor het verkrijgen van de toestemming moet het bestuur van de reenactmentvereniging aan de korpschef kopieën verstrekken van de verloven en/of ontheffingen waarop de wapens staan vermeldt waarmee aan de reenactmentuitvoering zal worden deelgenomen. In principe dient het bestuur van de re-enactmentvereniging deze aanvraag bij de korpschef in. Het bestuur kan op grond van artikel 2:1 Algemene Wet Bestuursrecht iemand anders machtigen dit voor hen te doen. Gebruik daarvoor het model machtigingsformulier in bijlage 1.
Daarnaast bestaat de schriftelijke toestemming van de burgemeester uit de verklaring conform artikel 31 RWM. in deze verklaring verklaart de burgemeester geen bedenkingen te hebben tegen het dragen van wapens die in deze verklaring worden omgeschreven.
Om verwarring te voorkomen is het praktisch deze procedure duidelijk te onderscheiden van de procedures omschreven onder 1.1 t/m 1.3. Indien op een evenement zowel wapens van categorie IV als blank-firing wapens aanwezig zijn is het dus raadzaam duidelijk onderscheid in de aanvragen aan te brengen. Dit voorkomt verwarring en onjuiste vermenging van bevoegdheden.
Deel 1c: beslisschema, welke procedure toepassen.
1c-1:
Is het een wapen van categorie IV?
Ja -> verklaring van geen bedenkingen door burgemeester. Aanvragen bij gemeente.
Worden er naast deze wapens nog andere wapens gedragen?
Ja, ga door naar stap 1c-2.
Nee. Einde.
Nee. Ga door naar stap 1c-2.
1c-2:
Is het een vuurwapen die voor gebruik als zodanig ongeschikt is gemaakt of is het een vuurwapen dat het karakter draagt van oudheden?
Ja -> verklaring van geen bedenkingen door de burgemeester.
Aanvragen bij de gemeente.
Worden er naast deze wapens nog andere wapens gedragen?
Ja, ga door naar stap 1c-3.
Nee. Einde.
Nee. Ga door naar stap 1c-3.
1c-3.
Is het blank-firing wapen of een replica zwartkruitvuurwapen?
Ja.
- Toestemming van de korpschef voor de re-enactmentuitvoering. Aanvragen bij de betreffende politieregio.
- Schriftelijke toestemming door de burgemeester, gelijk de verklaring van geen bedenkingen. Aanvragen bij de gemeente.
Nogmaals: de procedures van 1c-1 en 1c-2 mogen worden gecombineerd.
Procedure 1c-3 moet als aparte procedure worden beschouwd!
Disclaimer
Op verzoek van LPLG secretaris de heer H.J. Siepel schreef Caspar van den Berg deze handleiding.
Dhr. Van den Berg is sinds 2001 actief als re-enactor. Na zijn studie militaire geschiedenis volgt hij nu naast zijn werk een deeltijdstudie rechten.
Gebruik van deze handleiding en de bijbehorende standaardformulieren is altijd voor eigen risico.
Het LPLG en Caspar van den Berg kunnen niet aansprakelijk worden gesteld voor schade voortvloeiend uit het gebruik van deze handleiding en de bijbehorende standaardformulieren.
Wel zijn het LPLG en Caspar van den Berg benieuwd naar uw ervaringen met deze handleiding en zijn zij bereid om u indien mogelijk u te adviseren.
Afdelingen Korpscheftaken in Nederland
Noord-Nederland (Groningen, Friesland en Drenthe)
Oost-Nederland (IJsselland, Twente, Noord- en Oost-Gelderland, Gelderland-Midden en Gelderland-Zuid)
-
Vergunningen-gelderland-midden.korpscheftaken.oost-nederland@politie.nl
-
Vergunningen-gelderland-zuid.korpscheftaken.oost-nederland@politie.nl
-
Vergunningen-twente.korpscheftaken.oost-nederland@politie.nl
-
Vergunningen-noordoost-gelderland.korpscheftaken.oost-nederland@politie.nl
-
Vergunningen-ijsselland.korpscheftaken.oost-nederland@politie.nl
Midden-Nederland (Flevoland,Utrecht en ‘t Gooi)
Noord-Holland
Amsterdam
Den Haag
Rotterdam
Zeeland-West-Brabant
-
Vergunningen.korpscheftaken.zeeland-west-brabant@politie.nl
-
Vergunningen-zeeland.korpscheftaken.zeeland-west-brabant@politie.nl