Verplichte melding van gedeactiveerde vuurwapens, ingezonden brief door mr. S. de Vries
Nieuwsbrief 21 maart 2024.
Meldingsplicht gedeactiveerde vuurwapens & verbod op ‘dummy’ patronen.
Beste leden van het LPLG,
Kort na het verschijnen van onze vorige nieuwsbrief gebeurt er ineens veel op het gebied van de wet wapens en munitie. Daarom sturen we jullie deze nieuwsbrief.
Aanleiding.
Door een vonnis van de rechtbank Middelburg op 28 februari 2024 zijn een aantal zaken in de Wet Wapens & Munitie (WWM) duidelijk geworden. Dit heeft direct gevolgen voor alle reenactors. We krijgen vanuit onze leden dan ook veel vragen. In deze nieuwsbrief geven we zelf zoveel mogelijk duidelijkheid op de twee belangrijkste punten, maar er is dus nog meer.
De advocaat die de verdachte bijstond heeft contact met ons gezocht. We zijn mr. Suzanna de Vries van Lexington advocaten zeer erkentelijk voor haar uitgebreide en informatie e-mail aan ons. Deze e-mail vindt je als bijlage bij deze nieuwsbrief.
Meldingsplicht gedeactiveerde vuurwapens.
Sinds 22 juni 2019 geldt een meldingsplicht voor alle gedeactiveerde vuurwapens conform artikel 18 Regeleing Wapens en Munitie (RWM). Art. 18 RWM verplicht je om gedeactiveerde vuurwapens bij de korpschef te melden. Dat er in Nederland hiervoor een systeem ontbreekt, maakt dit niet anders. Je moet in ieder geval proberen zo’n melding te doen aldus de rechtbank.[1] Het niet melden van gedeactiveerde vuurwapens heeft dus strafrechtelijke consequenties.
Onderneem nu actie: meld je gedeactiveerde vuurwapens bij de korpschef.
Nergens in art. 18 RWM of ergens anders is te vinden hoe en wat je moet melden. Feit is alleen dat je moet melden bij de korpschef.
Deze melding kan je per e-mail of aangetekende brief doen.
We geven hierbij een voorbeeldtekst die je kan gebruiken. Het LPLG, haar bestuursleden en leden zijn niet aansprakelijk voor het gebruik van deze tekst.
“Geachte korpschef,
Op grond van artikel 18 lid 3 RWM meld ik hierbij aan de korpschef dat ik gedeactiveerde vuurwapens voorhanden heb en gebruik maak van de vrijstellingen van artikel 18 RWM.
Zou u mij een ontvangstbevestiging willen sturen van dit bericht?
Met vriendelijke groet,
NAAM”
De e-mailadressen van korpscheftaken vindt u op: https://www.politie.nl/informatie/contactmet-korpscheftaken.html
Weet u niet welke afdeling van korpscheftaken u moet mailen? Kies er dan gewoon eentje uit, want er geldt een doorzendplicht voor de overheid om dit naar de juiste afdeling door te sturen.[2]
Dummy patronen en losse hulzen niet vrij.
Het vonnis maakt verder duidelijk dat dummy patronen en losse hulzen niet vrij zijn. Dummy patronen worden, ook al zijn ze samengesteld uit een afgeschoten huls en een bruikbare kogel, nog steeds gezien als munitie en zijn daarom verlofplichtig. Losse hulzen mag je volgens dit vonnis alleen hebben in de kalibers waar je een verlof voor hebt.
Met name mbt de losse hulzen zijn praktische consequenties nog niet duidelijk. Hoe zit het bijvooreeld met hulzen rapen na een re-enactmentuitvoering? Dat soort vragen zijn we nog aan het uitzoeken.
Achtergrondinformatie.
In onze nieuwsbrief van 1 november 2019 schreven we:
“Voor gedeactiveerde wapens geldt sinds 22 juli 2019 een meldingsplicht. Dit geldt voor alle gedeactiveerde wapens; zowel de oude Nederlands als die conform de EU deactivatieverordeningen gedeactiveerd zijn. Deze meldingsplicht is helaas niet in de RWM of CWM uitgewerkt. Daarom blijft het onduidelijk hoe deze meldingsplicht in de praktijk werkt. Ook zijn onze vragen mbt de AVG privacywetgeving nog niet beantwoord.”
De vragen die we destijds aan Politie en Justitie hebben gesteld zijn helaas onbeantwoord gebleven. Verder is er voor zover ons bekend geen specifieke mogelijkheid door de Politie ingericht om burgers in staat te stellen aan deze meldingsplicht te voldoen. Gezien de uitspraak van de Rechtbank Middelburg is de noodzaak overduidelijk dat je deze melding moet doen.
Art. 18 RWM geeft de meldingsplicht voor alle gedeactiveerde vuurwapens. Dus zowel voor de Nederlandse deactivatie (bijlage II RWM) zonder en met NL certificaat, alsook de EU gedeactiveerde vuurwapens met EU certificaat.
Art. 18 RWM stelt geen eisen aan de vorm of inhoud van deze melding. Andere regelgeving met een meldingsplicht, zoals de telecommunicatiewet als het gaat over het graven van leidingen, geven bij een meldplicht duidelijke regels waaraan de melder moet voldoen en wat de melder moet melden. Art. 18 RWM verwijst tevens naar de EU deactivatieverordening. Ook deze geeft geen regels voor de melding. Ook in de EU vuurwapenrichtlijn staan geen inhoudelijke regels voor de meldingsplicht.
Doordat art. 18 RWM geen eisen stelt aan vorm en inhoud van de melding ontbreekt een wettelijke grondslag om meer gegevens dan je naam op te slaan. Waar we in onze nieuwsbrief van 1 november 2019 een overzicht gaven welke gegevens nog meer moesten worden gegeven, blijkt dus nu bij nader inzien dat daarvoor vanuit de privacywetgeving nauwelijks een grondslag voor is en die gegevens dus ook niet mogen worden gevraagd. De enige grondslag waarop je zelf meer gegevens kan verstrekken is toestemming, op voorwaarde dat je die toestemming in alle vrijheid kan geven.
Tevens willen we erop wijzen dat de bewijslast voor het niet gemeld hebben bij de Politie en het OM ligt. Maar het is natuurlijk wel fijn om zelf een bewijs te hebben dat je gemeld hebt. Daarom vragen we dus om een ontvangstbevestiging. Maar omdat de melding vormvrij is kunt u natuurlijk ook met een aangetekende brief werken, op het bureau laten tekenen voor ontvangst, e.d.
[1] ECLI:NL:RBZWB:2024:1244
[2] Artikel 2:3 Algemene Wet Bestuursrecht
Ingezonden brief mr. S.E de Vries, Lexington Advocaten
Onlangs heeft de rechtbank een vonnis gewezen dat zeer van belang is voor wapenverzamelaars in de brede zin van het woord. In het vonnis zijn een aantal – blijkbaar – bestaande onduidelijkheden nader beschouwd en uitgelegd. De basis voor dit vonnis ligt mede in de uitgebreide rapportage omtrent de strafbaarheid en categorisering van de betreffende zaken door de gerechtelijk deskundige Ing. J. van Driel waarin veel van de bedoelde onduidelijkheden (bij het OM) zijn gepreciseerd en toegelicht. Ik zal hier kort ingaan op de van belang zijnde elementen uit het vonnis.
Vrijgestelde gedeactiveerde wapens
De rechtbank heeft allereerst een oordeel gegeven over de aanvaarding van verschillende deactiveringsmethodieken bij gecertificeerd gedeactiveerde wapens met een bijbehorende aangewezen markering. In het vonnis (r.o. 4.3.2.) is omschreven dat indien sprake is van onklaar gemaakte wapens met bedoelde certificering en markering, deze zijn vrijgesteld op basis van art. 18 RWM. Deze wapens mogen derhalve vrij voorhanden worden gehouden, máár er schuilt een addertje onder het gras.
Meldingsplicht
In hetzelfde artikel 18 RWM wordt namelijk een meldingsplicht genoemd (lid 3); “mits van het voorhanden hebben van deze wapens melding is gedaan bij de korpschef”. Deze plicht geldt met betrekking tot de gedeactiveerde vuurwapens als bedoeld in de onder lid 3 genoemde gevallen:
- Vuurwapens die op of na 8 april 2016 voor gebruik als zodanig ongeschikt zijn gemaakt uitsluitend indien uit een certificaat afgegeven door de in artikel 43 van de wet genoemde bevoegde autoriteit voor de controle blijkt dat het betreffende vuurwapen voor gebruik als zodanig ongeschikt is gemaakt op de wijze, beschreven in Bijlage I ‘Technische specificaties voor de onbruikbaarmaking van vuurwapens’ bij de Uitvoeringsverordening (EU) 2018/337 van de Commissie van 5 maart 2018 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2403 tot vaststelling van gemeenschappelijke richtsnoeren betreffende normen en technieken om te waarborgen dat onbruikbaar gemaakte vuurwapens voorgoed onbruikbaar zijn (PbEU 2018, L 65/1)
en
- Vuurwapens die vóór 8 april 2016 voor gebruik als zodanig ongeschikt zijn gemaakt volgens deze bepaling zoals deze luidde vóór 8 april 2016, tenzij de vuurwapens naar een andere lidstaat worden overgebracht of op de markt zijn gebracht, zoals bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de voornoemde verordening.
Hoewel de gedeactiveerde vuurwapens derhalve vrij zijn op grond van art. 18 RWM indien zij zijn voorzien van een certificaat met de benodigde markering, blijft het voor de verzamelaar van deze wapens verplicht om melding te maken bij de Korpschef dat zij dergelijke zaken voorhanden hebben. Het lastige hiervan is dat dit niet algemeen bekend is bij verzamelaars, omdat ook niet vaststaat op welke wijze de melding moet worden gedaan. Het is derhalve op dit moment niet duidelijk hoe aan deze meldingsplicht moet worden voldaan. Bij velen leeft het idee dat hier dan ook niet op wordt gehandhaafd. Niets is echter minder waar, zo blijkt uit dit vonnis. Hoe kan dit dan worden ondervangen? Mijn advies: een e-mail of een aangetekend schrijven ter attentie van de korpschef. Dat lijkt in dit geval het meest voor de hand liggend, zodat ik eenieder die wapens als hiervoor bedoeld verzamelt, adviseer om zo spoedig mogelijk een dergelijk bericht richting de korpschef te sturen om te voorkomen dat de verzamelaar – onbedoeld en onbewust – strafbaar wapenbezit kan worden verweten. De vrijstelling van het voorhanden hebben geldt immers slechts indien is voldaan aan de meldingsplicht.
Hulpstukken
Voor wat betreft de hulpstukken als bedoeld in artikel 3 WWM geldt dat deze pas onder de werking van de WWM vallen indien deze daadwerkelijk als zodanig aangewezen zijn in artikel 10 van de Europese Richtlijn; derhalve indien deze bestemd zijn voor semiautomatische vuurwapens met centrale ontsteking en ze meer dan 20 patronen, of meer dan 10 patronen in het geval van lange vuurwapens, kunnen bevatten.
De rechtbank heeft terzake geoordeeld dat magazijnen ten behoeve van volautomatische wapens alsmede de kleinere magazijnen met een capaciteit van minder dan 20 of 10 patronen (en dan dus afhankelijk of het om lange of korte vuurwapens gaat), niet onder werking van de WWM vallen. Ook wordt een granaattap voor een AK47 niet als een hulpstuk in de zin van de WWM beschouwd noch als een essentieel onderdeel, zodat ook deze niet onder de werking van de WWM valt. Deze zaken kunnen derhalve (al dan niet ten behoeve van een verzameling) vrij voorhanden worden gehouden.
Dummy patronen
Verzamelaars maken hun verzameling graag compleet met bijbehorende munitie in de vorm van dummy patronen. Pas op daarmee! Dummy patronen die bestaan uit gebruikte hulzen en daarbij behorende (bruikbare) kogels, zijn niet vrij! Kogels zijn sowieso nooit vrij. Gebruikte hulzen kunnen vrij zijn, maar dan moeten ze zodanig beschadigd zijn dat ze niet meer kunnen worden beschouwd als geschikt om munitie van te vervaardigen. Zolang de hulzen nog – bijvoorbeeld na restauratie en oppoetsen – kunnen worden gebruikt voor munitie, zijn deze niet vrij. Het maakt in dit geval niet uit of de onderdelen apart worden gehouden of dat ze samen zijn gevoegd (bijvoorbeeld dat een kogeltje op de huls is geplaatst); het voorhanden hebben van deze elementen, afzonderlijk of tezamen, is niet vrij. Slechts als deze ondubbelzinnig onderdeel uitmaken van een verzameling, dan is het mogelijk om gebruikte hulzen voorhanden te hebben. Waaruit daadwerkelijk moet blijken dat sprake is van een verzameling is niet vastgesteld, zodat dit een open criterium blijft waarbij – zo blijkt wel uit dit vonnis – ook eenvoudig door de rechter kan worden geoordeeld en gesteld dat géén sprake is van een verzameling, al is de intentie van de verzamelaar wel als zodanig. Onderdelen van munitie blijven derhalve spannend!
Contra expertise
De rechtbank heeft in deze uitspraak wederom vastgesteld dat als voorwerpen vernietigd zijn en er derhalve geen contraexpertise kan worden gedaan, vrijspraak dient te volgen. Het verdedigingsbelang prevaleert in dit soort situaties aldus altijd. Dat is een belangrijk element en goed om dat hier (nogmaals) bevestigd te zien.
Wees derhalve als verzamelaar bewust van de zaken die wel en niet vrij voorhanden mogen worden gehouden en wees vooral bewust van de meldingsplicht die aan de vrijstelling van artikel 18 RWM kleeft! Een gewaarschuwd mens…
mr. S.E de Vries, Lexington Advocaten